De zich snel opeen volgende Franse regeringen stelden zich fel op tegenover adel, Kerk en bezittende klasse. Geestelijken dienden een eed van trouw tegen de koning én tegen de anarchie te zweren, wilden ze in hun ambt blijven. Zo niet, moest men onderduiken. Hier doken de meeste geestelijken onder, maar niet rector Nicolaas Brouwers, pastoor te Hengstdijk. Hij werd door zijn collega’s met de nek aangekeken maar hij verduidelijkte zijn standpunt in een uitvoerige brief aan de bisschop van Gent dat bediening van sacramenten voorop stond. Toen het Directoire plaats maakte voor het Consulat onder leiding van Napoleon brak een geheel nieuwe tijd aan (1801). In 1804 verscheen voor Frankrijk het Burgerlijk Wetboek of de Code Civil. Een wetboek dat veel betekende voor onze burgerrechten. De revolutie-idealen als vrijheid, gelijkheid en broederschap golden voor alle burgers en werden in het burgerlijk wetboek uitgewerkt. Daarmee keerde vrijheid van godsdienst terug, maar ook gelijkheid van godsdiensten. Jood, katholiek en protestant, allen kenden een eigen eredienst en mochten deze in openbaarheid uitoefenen. Steden en plaatsen met een overwegen aantal belijders van eenzelfde geloof, kregen een hoofdkerk en daarnaast bestonden lokale bijkerken. Burgers, gelovig of niet, kregen inspraak bij kerkelijke benoemingen in hun woonplaats.
(Jan de Kort, Oudheidkundige Kring).
Comments